Soms doen we dingen bij voorkeur anoniem. We willen wel gehoord maar liever niet gezien worden.
De wereld heeft een stem; ze spreekt zich voortdurend uit via tweets, posts en videoboodschappen, voert actie, betwist, zaait haat of staat – in de beste gevallen – op tegen onrecht en leed. Maar wel graag incognito.
In een tijd waarin de selfie het ultieme bewijs levert dat je ergens bij was, doen anderen juist moeite om buiten beeld te blijven door hun hoofd zo goed mogelijk af te schermen. Met name in conflictgebieden zien we veel confrontaties tussen gezichtloze partijen.
Ridders strijden zelden nog met open vizier, welke meester ze ook dienen. Het harnas wordt een scherfvest, de lans een automatisch wapen. Maar het hoofd blijft bedekt, de privacy gewaarborgd. Niet alleen de agressor verbergt zijn gelaat ook de bevrijder opereert het liefst onherkenbaar.
Vallen daarbij slachtoffers dan treedt een derde mechanisme in werking: die bedekken we uit respect, met alle middelen die voorhanden zijn.
Met een kader bepaal je wat je laat zien. Kadreren sluit iets in of uit; dit wel, dat niet.
In die zin zijn maskers of bivakmutsen individuele kaders; je toont jezelf ten dele.
Ooit maakten zwarte balkjes verdachten onherkenbaar, nu vangen vaak alleen de ogen nog een schamel streepje licht.
Maar er zijn meer manieren om buiten beeld te blijven.
Met een goede camouflage verdwijn je in je omgeving. Je past je kleur aan. Buiten vraagt dat om groen, bruin, oker, zandkleur of in koelere streken om wit, grijs of blauw. Maar de strijd stopt niet aan de voordeur.
Binnen blijf je weerbaar op een andere manier, je wordt deel van de huiselijkheid en
Dodelijk decoratief.